Schrijversanalyse: wat maakt dit boek zo populair? Het boek 'De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween’ is wereldwijd enorm populair en staat ook in Nederland al tijden in de top-25. De reviews zijn echter niet onverdeeld positief. Daarom is het interessant om eens te onderzoeken, vanuit een auteursperspectief, waar het succes vandaan komt. Bevat ‘De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween’ kenmerken die je als auteur kunt overnemen, om hetzelfde succes mee te behalen? Houdt het zich aan alle dogma's die je als schrijver moet aanleren? U zult het uit uzelf ook wel snappen, maar ik benoem het toch maar even: Deze analyse staat stijf van de spoilers. De hoofdpersoon Allan Karlsson, de hoofdpersoon, is geen gemiddelde man. Er zijn voldoende kenmerken die hem als persoon buitengewoon maken. Om te beginnen is hij oud, hij is namelijk honderd. Ook zijn redeneerstijl is niet alledaags: hij is luchtig en maakt niet snel ergens een probleem van. Daarbij doet hij op de eerste bladzijde al iets uitzonderlijks: hij ontsnapt uit het bejaardenhuis. Hij had ook uit de voordeur kunnen lopen, maar hij klimt uit het raam. Dit geeft deze gebeurtenis plotseling het karakter van een ontsnapping. Het moment waarop hij dat doet is ook niet-alledaags, het is namelijk op zijn 100-ste verjaardag, terwijl de rest van het bejaardenhuis zich voorbereidt op een groot feest. De schrijver heeft goed nagedacht over het moment waarop het verhaal start, namelijk op het moment dat Allan besluit om uit het raam te klimmen. De film die van dit boek gemaakt is, begint eerder. Allan woont dan nog zelfstandig. Hij vermoordt de vos die zijn kat heeft gedood en de voice-over legt uit: ‘het was logisch dat ze vonden dat ik niet meer zelfstandig kon wonen.’ Door de keuze m.b.t. het startpunt van het verhaal wordt de hoofdpersoon van de film direct neergezet als een sympathieke simpele ziel die wraak neemt, terwijl de hoofdpersoon in het boek meteen het karakter krijgt van een man die ongewone besluiten neemt. Dit laatste gebeurt uiteraard door het hele boek heen. Allan wordt geconfronteerd met een situatie en neemt een besluit dat iemand anders niet zou hebben gemaakt.
Tell, don't show In de gebruikelijke schrijfcursussen wordt ons geleerd ‘show, don’t tell’. Dit boek houdt zich daar helemaal niet aan. Er is veel ‘tell’ en weinig ‘show’. Bijna alle gebeurtenissen die in dialoogvorm hadden kunnen staan, staan in vertelvorm. Dus: ‘hij zei dat hij haast had’ en niet: ‘hij zei: “ik heb haast”. Of ‘na de gebruikelijke plichtplegingen kwam de commissaris ter zake’, hetgeen een hoop regels uitspaart. Dat maakt dat gesprekken kunnen worden ingedikt, je leest als het ware de samenvatting van een gesprek. Uiteindelijk is er zodoende weinig échte dialoog, hoewel er wel veel wordt gesproken. Pas wanneer de formulering van het personage de moeite waard is om te citeren, wordt hij geciteerd. Voorbeeld: Allan vroeg aan de loketbediende waarheen de eerstvolgende bus ging en wat de rit kostte. Hierbij doet de formulering er niet toe; deze wordt dan ook niet vermeld. Alleen het letterlijke antwoord van de loketbediende wordt geciteerd: ‘Bus 202 naar Strangnas vertrekt over drie minuten, is dat iets?’ De manier waarop de man het formuleert, zegt iets over het karakter van de man, daarom is het de moeite waard om het te citeren. Even verderop maakt de schrijver zijn principe expliciet, door zelf te onthullen dat hij de uitspraak citeert wanneer dit de moeite waard is: De jongeman wilde dat Allan een oogje op zijn koffer hield terwijl hij zijn behoefte op het toilet deed. Of, zoals hij het zei: ‘ik moet schijten’. Uit deze formulering kunnen we opmaken dat het om een ongemanierde boef gaat. Juist het gebruik van ‘tell’ in plaats van ‘show’ maakt het mogelijk om soms een stapje over te slaan met een humoristisch effect. De jongeman laat de koffer achter bij Allan. De bus arriveert. Er staat dat ‘Allan een optimistisch besluit nam’ en de volgende zin is: ‘De chauffeur hielp hem de zware koffer in de bus te tillen’. Het feitelijke moment dat hij de koffer jat wordt niet benoemd, alleen de aanleiding en het gevolg. Nog een gevolg van ditzelfde stijlkenmerk is dat er dingen kunnen worden verteld die in dialoogvorm nauwelijks te doen zijn: De Schoonheid bekende dat ze absoluut niet sociaal was geweest gedurende de jaren na haar scheiding, en daarna belandde er een geheime olifant in de stal, iets wat haar sociale leven niet meteen had gestimuleerd. Hoofdstuk 5 begint met de mededeling “Het is nogal bijzonder om op je honderdste verjaardag te verdwijnen”, het ultieme ‘tell don’t show’. Feitelijk deelt de schrijver mee dat hij iets bijzonders heeft verzonnen, maar hij komt er mee weg. Vind ik. Al zijn er, zoals gezegd, ook heel wat lezers die in hun review spreken over een slechte schrijfstijl. Het gebrek aan dialoog zorgt voor een zekere afstand tot de personages. Je vindt dat ook terug in de reviews: er wordt ook over geklaagd dat men weinig emotie voelt bij de personages. Echter, als er meer dialoog was gebruikt, was het tempo vertraagd en was het boek veel dikker geworden. Deze stijl is niet per se een reden waarom het boek zo populair is. Het is wel zo dat het het verhaal een flinke vaart meegeeft en er zijn veel lezers die dat prettig vinden. Voor een schrijver is het een doorlopende afweging: indikken, samenvatten en vaart maken, versus uitschrijven, betrokkenheid kweken, details benoemen en het gevaar lopen dat de lezer het te traag vindt. Jonasson heeft duidelijk gekozen voor vaart maken. Thematiek Het is belangrijk voor een boek om een relevant thema te kiezen en uit te werken. 'De honderdjarige' bevat echter nagenoeg alle denkbare thema's, behalve sex. Dat begint al vroeg. In hoofdstuk 4 wordt een stukje van de historie van de familie Karlsson beschreven. Het is een aaneenschakeling van verwijzingen naar grote thema’s, wat onmiddellijk de toon zet voor de rest van het boek. Ik som even de onderwerpen op van twee willekeurige bladzijdes.
De tijdssprongen doen iets met je, als lezer. Het ‘nu’ gaat over Allan als hij 100 is, het intermezzo gaat over 85 jaar geleden. Je krijgt een paar keer te zien hoe hij reageert op ingrijpende gebeurtenissen, dus je hebt het gevoel dat je hem beter hebt leren kennen. Hoewel zijn reacties ongebruikelijk zijn, zijn ze wel consistent (namelijk zeker niet dom, wel optimistisch en opportunistisch). Dus je leert iets over zijn karakter en begint te vermoeden hoe hij met de huidige situatie na zijn ontsnapping zal omgaan. De hoofdstukken die een terugblik geven op Allans leven, lezen als een samenvatting van een verhaal dat met gemak duizend pagina’s had kunnen zijn. Er worden zo veel verhaallijnen uitgezet en (bizarre) gebeurtenissen opgesomd, dat er een waar web geweven wordt van zaken waar de schrijver later op kan terugkomen. De verhaallijnen bevatten vooral veel plotwendingen (zoals het feit dat Allans vader naar Rusland vertrekt om zich bij de communisten aan te sluiten, maar daar later op terugkomt en voor de tsaar gaat vechten, of het feit dat Allan eerst bij de ene en daarna bij de andere groep in de Spaanse burgeroorlog is aangesloten) waardoor er later naar willekeur op kan worden ingehaakt. Deus-ex-machina Een van de semi-vaststaande regels voor schrijvers is dat je voorzichtig moet zijn met ‘toeval’. Het is nog net acceptabel om toeval te gebruiken om je hoofdpersoon in de problemen te brengen, maar het is een doodzonde om toeval te gebruiken om je hoofdpersoon te redden. Het is netter om je hoofdpersoon zichzelf te laten redden door middel van inzicht en vernuft. In ‘De 100-jarige’ wordt toeval op alle mogelijke manieren gebruikt, inclusief (heel vaak) als factor om problemen op te lossen en de hoofdpersoon te redden. Het toeval is echter vermomd als onhandigheid, verkeerde beslissingen of domme pech van een tegenstander. Hier enkele voorbeelden uit de honderden die het boek telt.
VerwijzingenVerwijzingen geven een verhaal diepgang. Het is heerlijk wanneer je als lezer op pagina 350 iets herkent wat aansluit op wat je op pagina 3 gelezen hebt. Jonasson is dol op verwijzingen. Hoe complexer het verhaal wordt, hoe meer verwijzingen hij toevoegt. Naar het einde van het boek ontstaan er dus verwijzingen naar honderden pagina’s eerder. Dit maakt het verhaal leuk en interessant. Voorbeelden:
Een variant op bovengenoemde verwijzingen zijn de ‘running gags’, de merkwaardige gewoonten en eigenschappen van mensen die telkens terugkeren.
De meest onwaarschijnlijke manier Het verhaal kent, zoals gezegd, vele plotwendingen. Het lijkt erop dat de schrijver telkens heeft zitten broeden op de meest onwaarschijnlijke manier. Het is mij tijdens mijn schrijfpogingen ook al eens opgevallen: hoe vreemd je het ook verzint, als je het een beetje leuk opschrijft wordt alles geslikt. Een voorbeeld uit hoofdstuk 28 (overigens het hoofdstuk dat in de film is gebruikt als opening). Tegen de tijd dat je bij dat hoofdstuk bent, weet je al dat Allan op zijn honderdste verjaardag in een bejaardenhuis woont. Bij aanvang van het hoofdstuk woont hij echter in een eenzaam huisje in het bos. Er wordt beschreven hoe hij steeds moeilijker begint te lopen en dat de dagelijkse fietstocht naar het dorp hem steeds zwaarder valt. Om van daaruit de overgang naar het bejaardenhuis te maken, lijkt een eenvoudige taak. Jonasson hoeft maar te schrijven “op zekere dag besloot Allan dat het niet meer ging en meldde hij zich aan bij het bejaardenhuis” en de zaak is geregeld. Maar nee, hij kiest voor de meest idiote variant. Hij beschrijft dat Allan een kat heeft, genaamd Molotov, die dagelijks achterna wordt gezeten door een vos. Op een dag is de kat te oud en te sloom om te ontsnappen en krijgt de vos haar te pakken. Uit wraak besluit Allan om een staaf dynaniet vast te maken aan het kippenhok, met een vernuftig mechanisme waardoor de vos zal exploderen op het moment dat hij probeert kippen te stelen. Het blijkt te werken, maar Allan was vergeten dat hij zijn voorraad dynamiet bewaarde in het schuurtje naast het kippenhok. Zodra de vos het ontstekingsmechanisme afvuurt, ontploft dus de hele voorraad en wordt het complete woonhuis weggevaagd. En als je het maar mooi genoeg opschrijft, gelooft iedereen je. Hij schrijft dus: Zo kwam het dat er in de schemering van de derde dag na Molotovs overlijden een explosie weerklonk in het bos van Sörmland, zo erg als de bewoners sinds 1920 niet meer hadden meegemaakt. Het noemen van een paar details (het was niet zomaar ‘op zeker moment’, nee het was in de schemering van de derde dag, hij noemt verder een plaatsnaam en een jaartal) vergroot de geloofwaardigheid afdoende, dus als lezer slik je het. Allan wordt met leunstoel en al gelanceerd en landt in een sneeuwhoop naast de aardappelkelder. Daarna is het ineens veel logischer dat Allan overgebracht wordt naar het bejaardenhuis. Voor de oplettende lezer zit er nog een leuke terugverwijzing in deze gebeurtenis, want in hoofdstuk 4 was beschreven hoe Allan zelf in de jaren ’20 proefexplosies hield in deze regio, toen hij bezig was een dynamietfabriek op te starten. Hoogstwaarschijnlijk wordt hier dus gedoeld op de explosies van Allan zelf. Een ander voorbeeld (dat overigens, net als bovengenoemde, uit de film is weggelaten): het verhaal heeft het nodig dat een van de hoofdpersonen van veel markten thuis is. Jonasson heeft bedacht dat dat Benny is: ‘Benny wist in elk geval dat hij bijna dierenarts, bijna dokter algemene geneeskunde, bijna architect, bijna ingenieur, bijna botanicus, bijna taaldocent, bijna sportpedagoog, bijna geschiedkundige en bijna nog een handvol andere dingen was.’ De reden hierachter wordt uiteengezet: het is een ingewikkelde samenloop van omstandigheden, die erop neerkomt dat hij een toelage kreeg uit een erfenis zo lang hij bleef studeren. De uitleg kost twee pagina’s en is onvoorstelbaar ingewikkeld, maar op papier wel logisch. Alweer doordat Jonasson alle details benoemt: de naam van de oom van wie de erfenis komt, zijn beroep, hoe hij aan het geld gekomen is, het jaartal, de naam van de notaris die het testament leest, etc etc. Iets daarvoor was uitgelegd hoe het kan dat Gunilla een olifant verborgen houdt in haar schuur. Ook daarvoor is een absurde verklaring: de olifant is ontsnapt uit het circus, gaan zwemmen in het meer en de verkeerde kant op gezwommen. Pas tweeënhalve kilometer verderop klom ze aan de kant. En toen stond ze in de tuin van Gunilla. Ook hier ontleent de uitleg zijn geloofwaardigheid aan de details: ‘Als ze had kunnen praten, had ze misschien verteld dat ze de avond ervoor was ontsnapt uit een circus in Växjö omdat ze iets te drinken wilde hebben, terwijl de verzorger van de olifant met dezelfde behoefte naar de stad was gegaan in plaats van zijn werk te doen.’ Ook hier een kanttekening. De reviews klagen erover dat het boek ‘tegen het einde wat ongeloofwaardig wordt’. Blijkbaar is er een limiet aan de hoeveelheid onwaarschijnlijke redeneringen die een lezer kan verdragen. Het is niet zo dat de gebeurtenissen ongeloofwaardiger worden (het levensverhaal van Allans ouders, helemaal aan het begin, is al volstrekt ridicuul), je raakt alleen op een bepaald moment overvoerd en je weet niet meer welke details je moet onthouden omdat ze later terugkomen. Wereldgeschiedenis De grootste attractie van het boek is ongetwijfeld het feit dat het hele verhaal verknoopt is met de geschiedenis van de twintigste eeuw. Het is onbegonnen werk om alle referenties naar het wereldnieuws aan te wijzen, daarom slechts een paar voorbeelden:
1 Opmerking
Laat een antwoord achter. |
AuteurICT is mijn vak. Communicatie is mijn hobby. Archieven
July 2020
Categorieën |